Kamp Amersfoort
Kamp Amersfoort werd in 1939 in de bossen bij Amersfoort gebouwd. Het was toen een heel eenvoudig kamp met vier slaapbarakken, een kantinegebouw en enkele administratiebarakken. Het was bedoeld als onderkomen voor Nederlandse militairen, die in verband met de Duitse oorlogsdreiging werden getraind om de militaire verdedigingslinie tussen Amersfoort en Spakenburg aan het IJsselmeer te verdedigen.
Een jaar na de Duitse inval in Nederland, in mei 1941, werd Kamp Amersfoort gevorderd door de Duitse Sicherheitsdienst (SD) die het inrichtte als Schutzhaftlager. Vanaf dat moment kon eigenlijk iedereen terechtkomen in Kamp Amersfoort en binnen de kortste tijd stond het bekend als ‘slecht kamp’. Gevangenen verloren er hun naam en werden een nummer, ze kregen te maken met nutteloze drilsystemen en soms eindeloze appèls.
De medische zorg en de voedselvoorziening waren ronduit slecht. Daarnaast introduceerden de Duitsers hier hun zeer doordachte martelmethode, de zogenoemde Rozentuin: een met prikkeldraad afgezet terrein, 3 meter breed en 50 meter lang, waar gevangenen voor straf uren lang moesten staan, in weer en wind, zonder eten of drinken, zonder bewegingsvrijheid en zonder toiletgebruik.
De Duitsers verlieten Kamp Amersfoort op 19 april 1945. Ze droegen het kamp toen over aan mevrouw Loes van Overeem van het Nederlandse Rode Kruis.