Thema: Kamp Amersfoort & de gevangenen
Hier treft u de verhalen met als thema Kamp Amersfoort & de gevangenen
Kies ander thema:
Engbrocks, Jac. | |
Goudswaard, Rudy | |
Kooistra, Jack | |
Mellink, George | |
Moojen, Tos | |
Werner, Paul | |
Zomerplaag, Henriëtte |
Engbrocks, Jac., geboren in 1932 vertelt een Goede Duitsers verhaal:
Ik denk niet dat mijn vader gewetenswroeging heeft gehad over zijn tijd in Kamp Amersfoort. Dat denk ik haast niet, want ik denk dat hij de dingen zo goed mogelijk gedaan heeft. Maar ik denk niet dat hij daarna ooit nog echt op z’n gemak is geweest. Na enkele jaren thuis te zijn geweest, is hij naar Brazilië gegaan om te werken. Hij is ook nog in Israël geweest, dat was een soort wiedergutmachung. Hij heeft er een geweldige tijd gehad.
Engbrocks, Jac., geboren in 1932 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Mijn vader Willy Engbrocks zat, voor zover ik weet, op de Schreibstube van Kamp Amersfoort. Dus op de kampadministratie. Ik heb dat altijd zo begrepen dat alle namen van de mensen die gedeporteerd werden bij hem langs kwamen. Daar heeft hij wel eens moeite mee gehad. Hij heeft er wel eens anderen mee gemazzeld, zodat ze dan niet weg hoefden. Maar wat hij precies gedaan heeft, daar weet ik niets van. Daar is echt niet over gesproken. Hij heeft mij nooit wat verteld over het kamp. Hij sprak er uit zichzelf niet over en ik heb weinig gevraagd. We weten dat hij contact heeft gehad met mensen, dat hij ze goed verzorgd heeft. Dat hij menselijk was en niet snauwde naar anderen. Ik weet niet waarom we daar als kind niet naar gevraagd hebben. Ik denk omdat het gewoon was. Het ging allemaal automatisch, of je het goed vond of niet. In deze tijd zouden kinderen waarschijnlijk meer vragen. Toen deed je als kind wat je ouders zeiden.
Engbrocks, Jac., geboren in 1932 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Goudswaard, Rudy, geboren in 1927 vertelt een Verhalen van onze kinderen verhaal:
Toen het Baarns Lyceum bezet werd door de Duitsers, kregen we in een andere school les. De ene week ’s ochtends, de andere week ’s middags. Een normale schooltijd was het dus niet. Ook de leuke schooldingen hadden we niet. Onze zus Hetty had vroeger op dezelfde middelbare school gezeten en ze had ons verteld over leuke schoolfeesten en zo. Nou, dat was er natuurlijk in onze tijd niet bij. Dat was gewoon saai en wel degelijk het gevolg van de oorlog en de bezetting.
Goudswaard, Rudy, geboren in 1927 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
We hebben gelukkig niet vaak gezien dat mensen werden opgepakt. We hebben wel een enkele keer een trein gezien met dichte ramen, waarvan we haast wel zeker wisten dat daar mensen in zaten die naar Duitsland werden afgevoerd. Dat maakte wel indruk op je. We wisten dat er mensen werden weggevoerd. Dat hoorde je van deze of gene. Net zoals dat we hoorden over Kamp Amersfoort. Je was er niet bij als de mensen werden opgepakt, maar je wist wel dat het gebeurde, want die berichten gingen rond van mens tot mens. Er was een oudere dame, een kennis van onze ouders, die wel eens bij ons aan kwam en dan vertelde ze over de Leusderweg. Dat was de aanvoerroute van Kamp Amersfoort en zij ging daar gewoon kijken. Ze deelde er wel brood uit, maar dat kon niet helemaal ongehinderd, want sommige Duitsers pikten dat wel en anderen weer niet en soms kreeg ze dan ook wel wat te horen.
Goudswaard, Rudy, geboren in 1927 vertelt een Jodenvervolging & misdaden verhaal:
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een Collaboratie & het gezag verhaal:
Ik zou mijn buurman waarschuwen dat er een razzia was en toen stond er achter bij ons in de tuin een SS’er, ik zie hem nog staan, handen hoog, en ik moest vertellen waar mijn vader was en ja automatisch riep je Heil Hitler. Eh, ik denk dat het meer angst is geweest dan overtuiging, en toen zei ik tegen hem dat ik ook SS’er wilde worden en toen zei hij tegen mij, dat ik dat maar beter niet kon doen, want eh, er sneuvelden er nogal wat, maar hij bleef dat revolver, ik zei een pistool, maar het was een revolver, het had een cilinder, op mijn borst houden. Maar wij konden aardig goed Duits spreken, want wij hadden iedere dag verplicht Duits op school. En eindelijk liet hij het zakken, vooral toen ik zei dat ik bij de Hitlerjugend wilde, en dat ik graag in dienst wilde. En wie alt sind Sie denn Nou, toen heb ik gezegd, dat ik vijftien jaar was, en toen oh daar was ik veel te jong voor enne ik moest mijn verstand maar gebruiken, maar hij liet dat ding wel zakken.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Toen ik bij de politie zat, heb ik dienst gedaan in de Koepelgevangenis van Breda. Ze hadden daar extra bewaking nodig omdat met kerst 1952 een aantal Duitse oorlogsmisdadigers was ontsnapt. Een van die ontsnapten was Willem van der Neut, bewaker van Kamp Amersfoort.
In die periode in de Koepelgevangenis heb ik een groot aantal oorlogsmisdadigers meegemaakt. Daaronder was ook Kotälla, de man die berucht was in Kamp Amersfoort. Het was een klein vies miezerig mannetje, waar ik totaal geen ontzag voor had. Er liep ook de bruut Oberle, een vrij forse man, een slordige vieze kerel, waar je ook geen respect voor had. Maar aan de andere kant waren we doodsbenauwd voor deze mensen, want ze hadden allemaal levenslang gekregen en zodra ze de kans zouden krijgen om te ontsnappen, zouden wij het slachtoffer worden.
We waren gespitst op Kotälla. We hielden die kleine viezerik extra in het vizier omdat hij bekend stond om zijn wreedheid en hij niets en niemand zou ontzien om vrij te komen. Ik heb heel vaak gehoord dat het een psychopaat was en onberekenbaar. Ik herinner me van hem dat hij een vrij grote mond had. Hij was een beetje overheersend dominant en hij liep altijd met die Oberle. Als ik ze tijdens het luchten zag, had ik vaak de neiging om ze allemaal neer te knallen. Ik deed het niet, omdat ik me dan tot hun niveau verlaagd zou hebben en dat wilde ik niet. Al mijn collega’s voelden net zo’n grote minachting voor dit tweetal, omdat ze wisten wat ze in Kamp Amersfoort hadden uitgespookt.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een Het verzet verhaal:
Vrijwel mijn hele familie zat in het verzet. Ze hebben ook allemaal in een kamp gezeten. Mijn vader is twee keer ontvlucht, een oom van mij zat een aantal jaar in de gevangenis in Duitsland en een andere oom heeft zeven of acht maanden vastgezeten in Kamp Amersfoort. Ik was een erg nieuwsgierig joch en ik kroop altijd onder tafel als ik destijds bepaalde figuren zag binnen komen. Dan hoorde ik precies wat er besproken werd: over vleesvervoer naar onderduikers, bezorgen van kranten enzovoort. Ze saboteerden over het algemeen Duitse doelstellingen. Die oom, die in Duitsland gevangen heeft gezeten, heb ik als een wrak zien terugkomen. De oom die in Kamp Amersfoort heeft gezeten, is met een vriend opgepakt tijdens een razzia. Toen hij terugkeerde uit het Kamp en littekens van verwondingen liet zien, wisten we dat het een gruwelijk oord was, maar je had eigenlijk geen idee wat een concentratiekamp was. Hij vertelde dat ze iedere dag onder bewaking stonden, over slechte huisvesting en slechte voeding. Daardoor had je een beeld, maar het was onmogelijk te weten wat zich er echt afspeelde.
Zelf ben ik me niet bewust van verzetsdaden. Ik herinner me wel dat ik ’s zondags wat pakjes moest wegbrengen, waar achteraf Vrij Nederland in bleek te zitten of Trouw en Je Maintendrai. Dat waren illegale bladen, maar ja, ik kreeg meestal zo tegen half acht, net voor spertijd acht uur ’s avonds, opdracht om iets naar de gemeenteontvanger brengen. Die zat ook dik in het verzet en op dat moment breng je gewoon een pakje weg. Je gehoorzaamde je ouders blindelings. Zo heb ik ook vlees weggebracht naar onderduikadressen. Ik ben ook wel aangehouden, maar in die tijd ging ik nog naar school. Ik liep dan met een leren tas vol met boeken en daar zat een pak tussen. Als ze me aanhielden, keken ze in die tas met boeken en dat pak was zo mooi omwikkeld, dat ik er altijd tussendoor gefietst ben.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een Verhalen van onze kinderen verhaal:
Mellink, George, geboren in 1929 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
Ik moest brood halen bij de bakker op de Soesterweg. Die grensde aan het spoorwegemplacement. Om er te komen, moest ik de overweg over en dan zo bij het Soesterkwartier naar het emplacement. Ik heb twee keer meegemaakt, dat het emplacement op dat moment beschoten werd, gebombardeerd. Duikbommenwerpers hupsakee. En alle mensen die in de rij stonden om brood te halen, die vluchtten her en der en ik weet nog dat ik achter een boom ben gaan liggen. Een grote boom, die net voor de winkel stond. Zodra het voorbij was, ging je weer in de rij staan. Zo beleefde je de oorlog. Dat was een gegeven. Daarna ging je als een gek weer naar huis toe, want even later kon je weer gebombardeerd worden. En er werd heel vaak misgegooid. Zo zijn er heel veel huizen in het Soesterkwartier platgegooid, gewoon omdat de bommen mis werden gegooid.
Mellink, George, geboren in 1929 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Als kind heb je een heel andere beleving van de oorlog. Er gebeurt wat er gebeurt, ik wond me er niet over op. We hadden kennissen die met hun achtertuin tegen het kamp woonden en we gingen gewoon bij haar op bezoek. Dat hinderde niks, je keek ook niet op als je hoorde schieten daar. Ja natuurlijk werd daar geschoten, dat hoorde je bij ons thuis ook. Kinderen zijn wat dat betreft heel kneedbaar. En als er dan zo’n kamp is, ja, dan is er zo’n kamp.
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Er vluchtte wel eens iemand uit het kamp en ik heb zo wel eens een gevangene dood zien liggen op de Sophialaan. Die hadden de Duitsers daar te pakken gekregen. Als er iemand vluchtte, gingen ze daar met honden achter aan en dan was het eigenlijk altijd hetzelfde verhaal. ‘Laufen’, riepen ze dan naar zo’n ontvluchte gevangene, ‘schneller’. En zodra hij er de pas in had, was het poef … schieten en dan was de gevangene op de vlucht ‘erschossen’ .
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Werner, Paul, geboren in 1930 vertelt een Het begin van de oorlog verhaal:
In de eerste meidagen van 1940 durfde m’n vader niet naar de zaak door al die loopgraven voor ons huis. Hij was bang en liep maar te huilen. Daarom gingen we logeren bij kennissen, klanten van m’n vader, Restaurant Hoefnagels. Daar kwamen ’s nachts de soldaten van het front, op de terugtocht. Ik herinner me het geluid van paardenhoeven. De gewonden lagen op de trappen en op het biljart, het ziekenhuis was vol, en ik zag mensen vol met bloed. Dat vond ik wel griezelig, vooral ook omdat ik over die lui heen moest stappen, als ik ’s nachts moest plassen. Dat heeft een paar dagen geduurd en toen zijn we naar het station gegaan voor de evacuatie.
Werner, Paul, geboren in 1930 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
M’n vader heeft zo’n anderhalve maand gevangen gezeten in de dodencel van Kamp Amersfoort. En wij wisten van niets, we hadden geen idee waar hij was. Totdat hij dus weer bij ons op de stoep stond. Hij was gearresteerd omdat hij een feest had gehad op de manege in de Treek in Leusden en hij met z’n dronken hoofd na spertijd langs het Kamp naar huis fietste. Hij werd natuurlijk direct aangeschreeuwd door zo’n schildwacht, maar in plaats van af te stappen is hij doorgefietst. Daarop is hij gearresteerd en in de dodencel gestopt; ze dachten vast en zeker een vette vis gevangen te hebben. Hij is daarna een aantal keer verhoord door Kotälla. Dat was een ontzettende klootzak, die alleen maar kon schreeuwen, maar toen Kotälla een keer wat rustiger was, vroeg m’n vader hem of de Ortskommandant eigenlijk wist dat hij in de dodencel zat. ‘De Ortskommandant?’, vroeg Kotälla, ‘kent u die dan?’, waarop m’n vader antwoordde ‘Ja, die komt wel bij mij op de zaak en het zou voor jou wel eens verkeerd kunnen uitpakken als hij hoort dat ik hier zit! Bel hem maar op.’ Kotälla belde toen in bijzijn van mijn vader naar de Ortskommandant: ‘Herr Werner. Wass? Sofort frei lassen!’ Mijn vader werd vervolgens onder de douche gezet en ontluisd, hij kreeg lekker te eten en na een paar dagen bijkomen, hebben ze hem ‘s nachts thuisgebracht. Ik werd wakker omdat hij steentjes tegen m’n raam gooide en toen dacht ik echt dat ik een geestverschijning zag. Hij heeft er wel een tik van gehad, hoor, maar wat wil je ook als je wordt opgesloten in de dodencel en al het geschreeuw en dat schieten om je heen hoort.
Werner, Paul, geboren in 1930 vertelt een Er waren ook leuke momenten verhaal:
Zomerplaag, Henriëtte, geboren in 1931 vertelt een Jodenvervolging & misdaden verhaal:
Ik was 11 jaar toen we op werden opgehaald. Ik zal dat van m’n leven niet vergeten. We lagen al op bed, we lagen al te slapen en toen werd ik wakker gemaakt. Ik zag een Duitser in de slaapkamer staan met een geweer in de aanslag. Ik moest opstaan, aankleden en toen moesten we weg. We zijn in vrachtwagens naar de schouwburg gebracht. Ik ben gaan bibberen toen ze me wakker maakten en ik heb drie dagen gebibberd.
Zomerplaag, Henriëtte, geboren in 1931 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal: