Thema: Hongersnood en hongertochten
Hier treft u de verhalen met als thema Hongersnood en hongertochten
Kies ander thema:
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
In de oorlog voelde je wel de dreiging, maar er stond ook iets heel anders tegenover. Ik werd me daar steeds meer van bewust. Je zat ’s avonds allemaal binnen, om de tafel, met één lichtje en daar moest je het mee doen. Je was één met elkaar. Geen televisie, geen afleiding. Je deed spelletjes of je zat te lezen. Er was maar één kacheltje, verder was het koud in huis. De gordijnen moesten helemaal goed dicht zitten, er mocht buiten geen licht te zien zijn. Je stond altijd ellenlang in de rij. Als er een keer wat te koop was, bijvoorbeeld aardbeitjes, dan ging je gauw in de rij staan om er een paar te kopen. Zo ging dat. Het was een heel aparte tijd met in mijn herinnering een groot gevoel van verbondenheid. Maar ja, dat was ook zo weer voorbij ná de oorlog. |
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
De hongerwinter was heftig, voor elk grammetje dat je kon kopen ging je uren in de rij staan. Brood was allemaal op de bon, er was heel weinig. Soms bakte m’n moeder een brood van de tarwe die m’n zus had meegenomen van een hongertocht. Dat deeg stond eerst eindeloos te rijzen op de kachel en daarna werd het gebakken. Het was niet te eten, maar ja, je at het wel, omdat je nu eenmaal moest eten. We aten ook eindeloos suikerbieten; die stonden de hele nacht op een elektrisch plaatje en dan had je stroop. De suikerbiet zelf was heel scherp op je tong en in je keel. We hadden ook soep van de gaarkeuken. Altijd groene soep, ik zie altijd van die groene soep voor me als ik eraan terugdenk. Maar dat at je dan toch ook.
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
We hadden een hond en ik weet nog dat hij altijd snuffelde aan de pannetjes van de gaarkeuken. We hadden geen ijskast, dus die pannetjes stonden buiten en daar at hij ook wel eens van. Misschien haalden we zelfs wel soep van de gaarkeuken voor de hond en aten wij ons eigen eten. Zoiets, want hij moest natuurlijk wel eten en ja, je had er alles voor over. Ik ben altijd gek geweest met beesten. Maar …. we hadden ook een konijn. M’n zus had hem gekregen en ik zorgde ervoor en toen ben ik toch met het konijn naar de slager gegaan. Ik zou dat nu niet meer kunnen, maar de honger was zo erg, dat je zoiets dan toch doet om maar wat te eten te hebben.
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een Het verzet verhaal:
Kitselaar, Ria, geboren in 1934 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Toen wij na de evacuatie terugkwamen in Amersfoort, kregen we een meisje van mijn leeftijd in huis. Ze kwam uit Rotterdam, want die stad was plat gebombardeerd en veel kinderen zijn toen ergens ondergebracht. Rieki heeft een poosje bij ons gewoond, is ook gewoon met ons naar school gegaan en toen is ze weer naar huis gegaan. Zo zijn er wel meer kinderen bij ons in huis geweest. Aan het eind van de oorlog hadden we een jongen uit Zeeland in huis, want de mensen waren bang dat ze op Walcheren de dijken zouden doorsteken. Hij is een tijdje bij ons geweest en is weer teruggegaan toen het gevaar geweken was. Dat was heel normaal toen.
Kitselaar, Ria, geboren in 1934 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
Lely, Anneke van der, geboren in 1929 vertelt een Evacuatie 1940 verhaal:
Wij zijn meteen teruggegaan naar Amersfoort en het merkwaardige was toen, dat je in een totaal lege stad kwam. Dat is heel gek, er was echt niemand. Daar liepen honden en poezen rond, van allerlei gedierte wij kwamen ook niet in de stad, ik weet wel wij hadden een kruideniertje vlak bij ons, en wij hadden natuurlijk geen eten, en toen heeft moeder daar ingebroken, met een ander, ik geloof met de achterbuurvrouw die gebleven was, omdat haar moeder was overleden. En die heeft ze met de dokter in de tuin begraven. Maar met die mevrouw, die achterbuurvrouw is ze toen naar die kruidenier gegaan en ingebroken, en toen hebben ze daar kaas en ik weet niet wat gehaald, en moeder gauw een briefje gelegd, wat ze mee had genomen.
Lely, Anneke van der, geboren in 1929 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
Ik ben een keer met een ouder buurmeisje naar Bilthoven gefietst om aardappelen te halen. Als er onderweg een luchtaanval kwam dan moest je fiets aan de kant en hup zo’n deckungsloch in. Iedereen had mans-diepe gaten graven in de tuin zodat er iemand in kon staan. Die deckungslochen waren langs de weg en daar doken we dan in want zo’n luchtaanval was toch best eng.
Lely, Anneke van der, geboren in 1929 vertelt een Het verzet verhaal:
Mijn moeder had allerlei contacten, waardoor mijn broer een vals persoonsbewijs kreeg. Hij werd zestien in die laatste oorlogs-winter en vanaf die leeftijd moesten mannen in Duitsland gaan werken. Om er vooral jong uit te blijven zien, liepen de jongens in korte broeken. Nu loopt niet één kind meer in een korte broek maar toen wel, ook in de winter. Een buurjongen was nog ouder, die liep ook in een korte broek.
Letterie, Frank, geboren in 1931 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
We gingen naar Drenthe, maar toen ik in Drenthe was, heb ik echt zelfstandig en alleen heb ik mijn eten bij elkaar gescharreld als klein jongentje. En mijn eigen fietstassen had ik gemaakt, van eh, van een oud vloerkleed, want ik had nog ja, zo’n driekwart fiets, die had helemaal op zolder gestaan en daar waren nog luchtbanden en zo, ik had dus toch een behoorlijk fietsje waarmee ik naar eh Drenthe kon. En daar heb ik toen eten gehaald. Twee keer. En ik vond het ook hartstikke leuk hoor. Ik heb dat helemaal niet ervaren als eh, nou ja, iets dramatisch, hoewel ik ben onderweg beschoten, ik heb in bij Putten, bij Putten heb ik in de greppel gelegen en ik ben bij Zwolle beschoten maar ach je ging liggen, en dan stond je weer op en dan ging je weer verder
Letterie, Frank, geboren in 1931 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
Ja, het is natuurlijk zo dat je weet dat er gevaar is maar als kind ben je jezelf, ondanks dat je het weet, ben je jezelf toch niet echt bewust, wat het echte gevaar is. Want eh, ik eh, een voorbeeld: ik kan me goed herinneren dat toen ik uit Drenthe terug kwam van zo’n hongertocht moesten we in Zwolle voor de IJsselbrug moesten we werden alle mensen gecontroleerd door de landwacht, of ze eten bij zich hadden, en eh, ik weet wel dan stonden we in de rij, het huisje waar dat gebeurde dat staat er nog steeds, dat kan ik nog aanwijzen, dan stonden we in de rij, en terwijl we in de rij stonden, kwamen er plotseling Engelse vliegtuigen die de brug beschoten, en trouwens ook onderweg beschoten ook Engelse vliegtuigen ook alle mensen die op weg waren hoor. Dat gebeurde. Maar in ieder geval, die Engelsen beschoten de brug, en op dat moment hield de controle op en al die mensen gingen als het ware over die brug heen, want toen konden ze ongecontroleerd over die brug. Ondanks het feit, dat er geschoten werd. En als kind ben ik ook gewoon meegelopen, ja eh, je weet nog dat het gebeurde, ik verbeeld me zelfs, maar ik weet dat niet zeker, dat ik kogels in het wegdek heb zien vallen, maar dat kan ook verbeelding zijn, wat ik later ingevuld heb, maar in ieder geval, dat bewijst, dat je je niet realiseert wat het echte gevaar is. Als je je dat realiseert, dan doe je dat niet natuurlijk.
Letterie, Frank, geboren in 1931 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Ik kan me de reactie van mijn moeder op het weghalen van mijn vader niet meer herinneren. Mijn zus had de slaapkamer aan de voorkant en zij vertelde me wel, dat ze hem tussen de agenten de straat uit heeft zien lopen. Dat is de enige herinnering die ik heb. Ik ging ’s morgens gewoon naar school. Ik weet nog dat ik het aan de meesters vertelde, die zaten op een bloembak voor de school, en die waren ervan onder de indruk. Dat kan ik me wel herinneren …
Letterie, Frank, geboren in 1931 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal: