Zegt iets over Het verzet:
“Daardoor konden we juist die nummers gebruiken voor de valse persoonsbewijzen”Zegt iets over NSB' ers:
“Ik heb nog een goed woordje gedaan voor de NSB’er Frima”Zegt iets over Kamp Amersfoort & de gevangenen:
“Ik keek vanuit m’n schuilplaats naar de gevangenentransporten ”
BIOGRAFIE
Ik ben Hein Reems, in 1923 geboren in Hoogland. In 1924 verhuisden we naar Amersfoort. We hebben op verschillende adressen gewoond, maar het langst aan de Kapelweg (1929-1948) waar de gevangenentransporten langs kwamen. Mijn vader had een winkel in Langestraat.
Mijn ouders waren politiek bewust; mijn grootvader zat in de politiek en ik had een oom die ook erg actief was. Ik was net 18 toen ik in 1941 bij het verzet kwam. De directe aanleiding was dat ik bij station Amersfoort gecontroleerd werd door een Duitser, die mijn padvindersriem in beslag nam. Padvinderij was verboden door de Duitsers en toen moest ik m’n broek ophoudend naar huis lopen. Dat was voldoende voor mij om naar majoor Ronhaar te gaan, leraar aan de handelsschool en reserveofficier bij het leger. Hij heeft me verder geholpen.
M’n eerste verzetswerk was toeval. Ik werkte bij verwarmingsbedrijf Wolter en Dros. Dat moest voor de Duitsers werken, want anders werd al het personeel naar Duitsland gestuurd. Toen moest er op vliegveld Soesterberg een CV aangelegd worden met centraal ketelhuis en leidingen naar alle hangers en gebouwen.
Ik werd daarheen gestuurd met een vriend van me om alles daarvoor exact in kaart te brengen. Ik heb toen een extra afdruk van die tekening kunnen maken en die bezorgd bij majoor Ronhaar. Daarna heb ik ongeduldig zitten wachten, maar een jaar later lag het pilotenverblijf wel in puin. Later werd ik ontslagen omdat ik met de WA gevochten had in de Langestraat; ik mocht toen niet meer bij een firma werken die voor de Duitsers werkte. Ik kreeg toen een functie op kantoor bij de Spoorwegen. Daar heb ik blanco legitimatiebewijzen weggenomen en toen ben ik in mei 1943 ondergedoken.
Mijn verzetswerk bestond voornamelijk uit vervalsen van stempels, bonkaarten en persoonsbewijzen. Heel rustig dus, want ik zat thuis stempeltjes te snijden. Dat kon ik dankzij de hulp van een echte stempelmaker, die stempels maakte voor de Ortskommandant. En ook met hulp van mijn vader, die bij de distributiedienst werkte en zelf ook in het verzet zat. We hebben niet veel onderduikers in huis gehad; die mochten we niet meeslepen in ons verzetswerk als dat fout zou gaan.
(NB de foto’s hiernaast kunnen door er op te klikken, vergroot worden)
Reems, Hein, geboren in 1923 vertelt een verhaal:
Ik woonde aan de Kapelweg en mijn schuilnaam was Capelle, met een C. Mijn verzetswerk bestond voor een deel uit het vervalsen van persoonsbewijzen en daarvoor moesten we adressen hebben. Valse adressen. Het makkelijkste voor mij was dat de Kapelweg vroeger Appelweg heette en dat de huisnummers niet waren veranderd bij die straatnaamwijziging. Daardoor ontbraken de lagere nummers van de Kapelweg en omdat die dus niet bestonden, konden we juist die nummers gebruiken voor de valse persoonsbewijzen. Als er dan huiszoeking gedaan zou worden door de Duitsers, dan konden ze in elk geval geen huiszoeking doen bij een gezin waarbij toevallig ook iets aan de hand was.
Reems, Hein, geboren in 1923 vertelt een verhaal:
Reems, Hein, geboren in 1923 vertelt een verhaal: