Zegt iets over Verhalen van onze kinderen:
“Mijn fiets werd door een Duitser gevorderd”Zegt iets over Het verzet:
“Helpen in de melkwijk... niet zeggen van wie of wat dat kwam. ”
BIOGRAFIE
Ik ben Anton Nijenhuis. In 1931 ben ik in Driebergen geboren en in 1932 zijn we in Amersfoort komen wonen. In de Spaarnestraat. Mijn vader had daar een melkwijk en mijn moeder stond in de kruidenierszaak. Ik had vier zussen en was 9 toen de oorlog uitbrak. Er was thuis niet eerder over oorlog gesproken en je kunt wel zeggen dat het een complete verrassing voor mij was. In het begin veranderde er niet zoveel. De eerste jaren gingen we gewoon school en was er regelmaat. Maar hoe meer de oorlog verstreek, zo tegen het eind in ’44, ja toen werd het heftiger, toen merkte je de druk en ook dat er eten nodig was. Thuis hadden we wel genoeg eten, maar je voelde de spanning. School hield toen op een gegeven moment ook op en nou ja, toen moesten we thuis meehelpen. Daar was genoeg te doen.
De rest van de tijd waren we op straat, we voetbalden zo goed en zo kwaad als dat ging op straat en we gingen naar de overbuurman. Dat was een slager en die leverde aan allerlei instellingen en ook aan Kamp Amersfoort. Ik ben daar verschillende keren samen met een buurjongen geweest. Dan brachten we met de bakfiets vlees naar het kamp. Wij pakten de worsten zelf uit de slagerij en we namen er zonder iets te zeggen altijd wat extra mee. Als we dan bij het kamp de bakfiets overdroegen aan de gevangenen, zeiden we zachtjes ‘vijf worsten meer!’ Een kwartier, twintig minuten later kwam de bakfiets dan weer terug, leeg, en dan gingen wij weer richting huis. Er hing altijd spanning in het kamp en als wij teruggingen, waren we anders dan als we er heen gingen. We begonnen dan te lachen en dan, ja dan fietsten we met die bak naar huis en dat voelde anders.
Het was oorlogstijd, de ondernemers leverden allemaal aan Kamp Amersfoort, de groenteboer, de bakker, de slager, enz. enz. Mijn vader leverde niet aan het kamp. Ik weet niet of hij daar ooit voor gevraagd is en ik weet ook niet of hij dat dan gedaan zou hebben. Net zo min als ik weet hoe de slager van de overkant daar wel toe gekomen is. Voor mij was vooral belangrijk dat ik dacht, hoopte, dat als we met die bakfiets met vlees daar voor de poort stonden, dat het ook voor de gevangenen was.
Nijenhuis, Anton, geboren in 1931 vertelt een verhaal:
Ik had een transportfiets, die was van ons thuis, en een keer in de winter van ’44- ’45 moest ik spullen halen voor de winkel en toen werd die fiets door een Duitser gevorderd. En daar was ik zo boos over, zo teleurgesteld. Dat dát maar zo kon gebeuren, dat je je fiets in moest leveren, terwijl ik daar spullen op moest halen. En weg was de fiets.
Nijenhuis, Anton, geboren in 1931 vertelt een verhaal: