Zegt iets over Kind zijn in de oorlog:
“Als kind heb je een heel andere beleving van de oorlog. Ik wond me er niet over op”Zegt iets over Kamp Amersfoort & de gevangenen:
“Ik heb zo wel eens een gevangene dood zien liggen. Die hadden de Duitsers daar te pakken gekregen”Zegt iets over Kamp Amersfoort & de gevangenen:
“Nou, en daar stonden we dan met z’n tweeën in ‘de rozentuin’”
BIOGRAFIE
Ik ben Tos Moojen en ik ben als tweede en jongste zoon geboren in 1926 geboren in Amersfoort. Mijn vader was tekenleraar, mijn moeder was een in Amersfoort geboren dochter van een aannemer.
We woonden ‘op de berg’, zoals dat in Amersfoort gezegd wordt, heerlijk aan de rand van het bos. Dat bos liep over in het bos waar het concentratiekamp later kwam. Amersfoort was oorspronkelijk een heel gezapig stadje. Er waren veel militairen, er was infanterie, er was cavalerie, er was artillerie en er was de luchtmacht van Soesterberg. Die woonden allemaal in Amersfoort. Ook in ‘t laantje waar wij woonden, woonden veel militairen, maar daar merkte je niet zoveel van. Direct om de hoek woonde m’n vriendje Rudi Gerritsen.
We waren 14 toen de oorlog begon en 19 toen weer vrij waren. Dat laatste oorlogsjaar hebben we binnen gezeten, ondergedoken. En we hebben heel lang over de middelbare school gedaan, want je werd niet opgeroepen voor de arbeidsdienst zolang je nog op school zat. Nou en ik zat lekker op de HBS, ben zelfs een keer blijven zitten omdat ik veel tenniste, spijbelde bij het leven en geen tijd had voor m’n huiswerk. Rudi en ik deden alles samen, we waren boezemvrienden.
Op een dag was ik bij hem thuis, toen we in de richting van het concentratiekamp een jachtvliegtuig hoorden. Er werd uit geschoten en het ding vloog heel laag. We konden de piloot zien zitten en dat was zo spannend, dat we naar hem zwaaiden. Die piloot maakte nog een rondje en de tweede keer hebben we weer naar hem gezwaaid. Wat we in de opwinding echter even vergeten waren, was dat er in het laantje van Rudi een NSB-mevrouw woonde en zij had ons dus zien zwaaien. Dus belde ze naar het kamp. Niet veel later kwamen een paar vrachtwagens voor het huis van Rudi voorrijden waar militairen met grote geweren uitsprongen, die direct het huis binnen renden.
Wij zijn heel gewillig mee de vrachtwagen gegaan, om te voorkomen dat die militairen het huis gingen doorzoeken waar Rudi’s vader ondergedoken zat. Rudi’s moeder en de baby moesten ook mee en zo werden we met z’n vieren afgevoerd naar het kamp. Ik weet niet waar z’n moeder en baby werden opgesloten, maar Rudi en ik werden in de ‘rozentuin’ vastgezet. Aan het eind van de dag werden we weer vrijgelaten en waren we allemaal weer veilig thuis.
Foto’s – Boven: Tos links en z’n broer Hein; midden: De familie Moojen met vader links en moeder 4de van rechts met Tos voor haar; onder: moeder Geer Moojen en oma Moojen
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een verhaal:
Als kind heb je een heel andere beleving van de oorlog. Er gebeurt wat er gebeurt, ik wond me er niet over op. We hadden kennissen die met hun achtertuin tegen het kamp woonden en we gingen gewoon bij haar op bezoek. Dat hinderde niks, je keek ook niet op als je hoorde schieten daar. Ja natuurlijk werd daar geschoten, dat hoorde je bij ons thuis ook. Kinderen zijn wat dat betreft heel kneedbaar. En als er dan zo’n kamp is, ja, dan is er zo’n kamp.
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een verhaal:
Er vluchtte wel eens iemand uit het kamp en ik heb zo wel eens een gevangene dood zien liggen op de Sophialaan. Die hadden de Duitsers daar te pakken gekregen. Als er iemand vluchtte, gingen ze daar met honden achter aan en dan was het eigenlijk altijd hetzelfde verhaal. ‘Laufen’, riepen ze dan naar zo’n ontvluchte gevangene, ‘schneller’. En zodra hij er de pas in had, was het poef … schieten en dan was de gevangene op de vlucht ‘erschossen’ .
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een verhaal: