Zegt iets over Collaboratie & het gezag:
“Ik heb een keer een pistool op de borst gehad, toen ben ik wel angstig geweest”Zegt iets over Kamp Amersfoort & de gevangenen:
“Als ik ze tijdens het luchten zag, had ik vaak de neiging om ze allemaal neer te knallen”Zegt iets over Het verzet:
“Vrijwel mijn hele familie zat in het verzet. Ze hebben ook allemaal in een kamp gezeten”Zegt iets over Verhalen van onze kinderen:
“Ik ben nooit losgekomen van die oorlog, hoewel ik het aan alle kanten geprobeerd heb”
BIOGRAFIE
Mijn naam is Jack Kooistra, ik ben geboren op 24 maart 1930, in Zwaagwesteinde, gemeente Dantumadeel. En ik heb de gehele oorlog bewust meegemaakt vanaf 1940 t/m het einde in 1945.
Mijn oom, die leraar was en mijn vader, die waren nogal politiek gearrangeerd, die zaten daar wel regelmatig over te praten, de dreiging, maar niemand had in de gaten dat er ooit oorlog zou komen.
Piet en Jack Kooistra(rechts)
De vrijdag 10e mei, was een volslagen verrassing, en vooral toen een paar dagen later onze visboer gesneuveld was, toen drong het echt tot ons door dat er oorlog was. Maar bovendien zag je vliegtuigen over gaan. Als je vroeger een vliegtuig zag, dan was dat iets wereldvreemds. Daar zat je niet alleen met argusogen naar te kijken, maar ook met hele nieuwsgierige ogen, want dat was iets wat je nooit had meegemaakt.
Naarmate die oorlog vorderde, begreep je wel, dat er iets vreselijks aan de hand was. Vooral toen er steeds meer berichten kwamen over gesneuvelde Nederlandse militairen en ook een aantal vermisten ook bij mij uit de straat, met een gillende moeder, die iedere nacht schreeuwde om haar zoon, dan dringt echt goed tot je door, dat er iets vreselijks aan de hand is.
Vrijwel mijn hele familie, heeft deelgenomen aan het verzet. Zij het marginaal, behalve één van mijn ooms, de leraar wiens vriend Albert Nauta ook op de Woeste Hoeve is gefusilleerd, op 8 maart 1945, maar ze hebben allemaal in een kamp doorgebracht, mijn vader is twee keer ontvlucht, een andere oom van mij heeft een aantal jaren in Siegburg in de gevangenis doorgebracht in Duitsland, zoals ik zei, heeft mijn oom de leraar in Amersfoort negen maanden vastgezeten.
Na mijn militaire dienst ben ik begin vijftiger jaren bij de politie gegaan en ik houd me nu al zo’n 45 jaar bezig met de opsporing van oorlogsmisdadigers. Dat is min of meer uit wraak ontstaan, dat durf ik rustig te stellen, omdat de Nederlandse overheid gefaald heeft deze mensen op te sporen of anderszins in de kraag te grijpen. Ik heb de grootste minachting voor de Landwacht, de collaborateur, die zo nodig in dienst van de vijand zijn medeburgers vernederde, arresteerde en zelfs doodschoot. Of de boel in de fik stak. Dat is, in grote lijnen, mijn drijfveer geweest voor het opsporen van oorlogsmisdadigers en het ter verantwoording roepen voor hetgeen zij toen gedaan hebben.
Mensen die collaboreerden met de bezetter hadden vaak verschillende gezichten. Enerzijds konden ze buitengewoon bruut optreden, aan de andere kant waren het vaak zorgzame huisvaders. Overigens verschilt dat niet van tegenwoordige criminelen, die goed zijn voor vrouw en kind, maar er niet voor terugdeinzen om ’s nachts ergens uit een school twintig laptops te jatten. Mensen zijn niet te doorgronden.
De NSB-advocaat Frima uit Amersfoort was niet anders. Het was een voortreffelijk jurist, hij stond bekend als een heel goed huisvader en toch hield hij er vreselijke ideeën op na. Vanuit zijn ideologie kon hij mensen laten vervolgen, voor de rechter laten brengen, naar de gaskamer of een concentratiekamp laten leiden. Heel paradoxaal, maar dat zag je wel meer met dit soort figuren. Het was een gezwel binnen onze toenmalige samenleving en ik denk dat hij terecht is geliquideerd.
Helaas was het gevolg van vrijwel iedere liquidatie dat een politiecommandant of de Ortskommandant opdracht gaf een aantal notabelen te executeren als represaille. Mensen met aanzien in een stad of dorp en dat was bedoeld om schrik aan te jagen: als jullie het flikken meneer of mevrouw X te liquideren, dan reageren wij met harde maatregelen zoals executie. Dat is ook in het geval Frima gebeurd. Twee volkomen onschuldige mensen, de Amersfoorters dokter Van Hoften en de houthandelaar Van Bunnik zijn toen opgeofferd en dat was dus de prijs die de samenleving daarvoor moest betalen. Hadden ze criminelen als represaille gefusilleerd, dan zou de samenleving hebben kunnen reageren met: ‘opgeruimd staat netjes, die zijn we kwijt’. Maar met het executeren van bekende mensen uit de samenleving, was de gedachte dat de illegaliteit het een volgende keer wel uit z’n hoofd zou laten een dergelijke figuur te grazen te nemen.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een verhaal:
Ik zou mijn buurman waarschuwen dat er een razzia was en toen stond er achter bij ons in de tuin een SS’er, ik zie hem nog staan, handen hoog, en ik moest vertellen waar mijn vader was en ja automatisch riep je Heil Hitler. Eh, ik denk dat het meer angst is geweest dan overtuiging, en toen zei ik tegen hem dat ik ook SS’er wilde worden en toen zei hij tegen mij, dat ik dat maar beter niet kon doen, want eh, er sneuvelden er nogal wat, maar hij bleef dat revolver, ik zei een pistool, maar het was een revolver, het had een cilinder, op mijn borst houden. Maar wij konden aardig goed Duits spreken, want wij hadden iedere dag verplicht Duits op school. En eindelijk liet hij het zakken, vooral toen ik zei dat ik bij de Hitlerjugend wilde, en dat ik graag in dienst wilde. En wie alt sind Sie denn Nou, toen heb ik gezegd, dat ik vijftien jaar was, en toen oh daar was ik veel te jong voor enne ik moest mijn verstand maar gebruiken, maar hij liet dat ding wel zakken.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een verhaal:
Toen ik bij de politie zat, heb ik dienst gedaan in de Koepelgevangenis van Breda. Ze hadden daar extra bewaking nodig omdat met kerst 1952 een aantal Duitse oorlogsmisdadigers was ontsnapt. Een van die ontsnapten was Willem van der Neut, bewaker van Kamp Amersfoort.
In die periode in de Koepelgevangenis heb ik een groot aantal oorlogsmisdadigers meegemaakt. Daaronder was ook Kotälla, de man die berucht was in Kamp Amersfoort. Het was een klein vies miezerig mannetje, waar ik totaal geen ontzag voor had. Er liep ook de bruut Oberle, een vrij forse man, een slordige vieze kerel, waar je ook geen respect voor had. Maar aan de andere kant waren we doodsbenauwd voor deze mensen, want ze hadden allemaal levenslang gekregen en zodra ze de kans zouden krijgen om te ontsnappen, zouden wij het slachtoffer worden.
We waren gespitst op Kotälla. We hielden die kleine viezerik extra in het vizier omdat hij bekend stond om zijn wreedheid en hij niets en niemand zou ontzien om vrij te komen. Ik heb heel vaak gehoord dat het een psychopaat was en onberekenbaar. Ik herinner me van hem dat hij een vrij grote mond had. Hij was een beetje overheersend dominant en hij liep altijd met die Oberle. Als ik ze tijdens het luchten zag, had ik vaak de neiging om ze allemaal neer te knallen. Ik deed het niet, omdat ik me dan tot hun niveau verlaagd zou hebben en dat wilde ik niet. Al mijn collega’s voelden net zo’n grote minachting voor dit tweetal, omdat ze wisten wat ze in Kamp Amersfoort hadden uitgespookt.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een verhaal:
Vrijwel mijn hele familie zat in het verzet. Ze hebben ook allemaal in een kamp gezeten. Mijn vader is twee keer ontvlucht, een oom van mij zat een aantal jaar in de gevangenis in Duitsland en een andere oom heeft zeven of acht maanden vastgezeten in Kamp Amersfoort. Ik was een erg nieuwsgierig joch en ik kroop altijd onder tafel als ik destijds bepaalde figuren zag binnen komen. Dan hoorde ik precies wat er besproken werd: over vleesvervoer naar onderduikers, bezorgen van kranten enzovoort. Ze saboteerden over het algemeen Duitse doelstellingen. Die oom, die in Duitsland gevangen heeft gezeten, heb ik als een wrak zien terugkomen. De oom die in Kamp Amersfoort heeft gezeten, is met een vriend opgepakt tijdens een razzia. Toen hij terugkeerde uit het Kamp en littekens van verwondingen liet zien, wisten we dat het een gruwelijk oord was, maar je had eigenlijk geen idee wat een concentratiekamp was. Hij vertelde dat ze iedere dag onder bewaking stonden, over slechte huisvesting en slechte voeding. Daardoor had je een beeld, maar het was onmogelijk te weten wat zich er echt afspeelde.
Zelf ben ik me niet bewust van verzetsdaden. Ik herinner me wel dat ik ’s zondags wat pakjes moest wegbrengen, waar achteraf Vrij Nederland in bleek te zitten of Trouw en Je Maintendrai. Dat waren illegale bladen, maar ja, ik kreeg meestal zo tegen half acht, net voor spertijd acht uur ’s avonds, opdracht om iets naar de gemeenteontvanger brengen. Die zat ook dik in het verzet en op dat moment breng je gewoon een pakje weg. Je gehoorzaamde je ouders blindelings. Zo heb ik ook vlees weggebracht naar onderduikadressen. Ik ben ook wel aangehouden, maar in die tijd ging ik nog naar school. Ik liep dan met een leren tas vol met boeken en daar zat een pak tussen. Als ze me aanhielden, keken ze in die tas met boeken en dat pak was zo mooi omwikkeld, dat ik er altijd tussendoor gefietst ben.
Kooistra, Jack, geboren in 1930 vertelt een verhaal: