Zegt iets over Kind zijn in de oorlog:
“Je zat ’s avonds allemaal binnen, om de tafel, met één lichtje. Geen televisie, geen afleiding”Zegt iets over Hongersnood en hongertochten:
“Het was niet te eten maar je at het wel, omdat je nu eenmaal moest eten”Zegt iets over Hongersnood en hongertochten:
“Ik ben met het konijn naar de slager gegaan om maar wat te eten te hebben”Zegt iets over Het verzet:
“Ze draaiden m’n arm om alsof ze iets uit me wilden persen”
BIOGRAFIE
Ik ben Leni van Gent en ik ben in 1932 geboren in Slikkerveer. We zijn in 1939, na het overlijden van mijn vader, naar Utrecht verhuisd. Ik was 8 toen de oorlog uitbrak. Ik had twee oudere broers en een oudere zus en mijn moeder stond er alleen voor. Toen alle Nederlandse mannen tussen de 18 en 35 jaar zich in 1943 moesten melden om in Duitsland te gaan werken, zijn mijn broers ondergedoken. Bert zat in Dordrecht bij z’n verloofde en m’n 8 jaar oudere broer Dimmen was thuisgebleven. Hij had een kogelvrije schuilplaats gemaakt onder de vloer, waar hij geregeld in moest vanwege de huiszoekingen.
Dimmen had contact met het verzet en eind februari 1945 nam hij een man mee naar huis, die voor drie dagen onderdak nodig had. Moeder gaf daar toestemming voor, maar ze wist niet dat deze man vanaf zolder gecodeerde berichten van het verzet naar Engeland zond. De Duitsers hebben die zender uitgepeild en ’s middags was ons huis omsingeld door militairen met het geweer in de aanslag. Dimmen en die man hebben razendsnel de zender verstopt en zijn de schuilplaats in gevlucht. De Duitsers hebben ons toen ondervraagd en zijn weer weggegaan. ’s Avonds stonden ze opnieuw voor de deur en die keer hebben ze Dimmen en die man wel gevonden. Ze werden allebei ondervraagd en ik hoorde Dimmen gillen. Daarna werden ze afgevoerd en later werden mijn moeder, zus en ik ook weggevoerd. Eerst ’s avonds naar de Maliesingel in Utrecht en de volgende dag naar Kamp Amersfoort. Daar zaten we gevangen in het cellencomplex naast het kantoor van Kotälla. We deelden de cel met nog twee vrouwen en omdat er maar vier bedden waren, lagen mijn zus en ik samen op zo’n smalle brits. Na drie dagen werden we vrijgelaten, we mochten zo de poort uit lopen. Gelukkig woonde de broer van mijn vader in Amersfoort en daar zijn we naartoe gegaan. De volgende dag zijn we naar Utrecht gefietst; m’n zus op een geleende bakfiets met moeder voorop en ik op een jongensfiets.
Later hoorden we van Dimmen dat hij eerst in Scheveningen gevangen heeft gezeten, daarna in Kamp Amersfoort en toen in Neuengamme (D). Daar is hij tijdens een luchtalarm ontsnapt en zo’n zes weken na de bevrijding was hij via allerlei omzwervingen weer veilig thuis. De man van die zender is gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte; z’n schuilnaam was Lambert Smit, z’n echte naam was Fred van Hoogenboom
Foto’s Boven Leni 1944, Daaronder 1948 Leni rechts met zus Geerteke. Onderaan: broer Dimmen in 1959
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een verhaal:
In de oorlog voelde je wel de dreiging, maar er stond ook iets heel anders tegenover. Ik werd me daar steeds meer van bewust. Je zat ’s avonds allemaal binnen, om de tafel, met één lichtje en daar moest je het mee doen. Je was één met elkaar. Geen televisie, geen afleiding. Je deed spelletjes of je zat te lezen. Er was maar één kacheltje, verder was het koud in huis. De gordijnen moesten helemaal goed dicht zitten, er mocht buiten geen licht te zien zijn. Je stond altijd ellenlang in de rij. Als er een keer wat te koop was, bijvoorbeeld aardbeitjes, dan ging je gauw in de rij staan om er een paar te kopen. Zo ging dat. Het was een heel aparte tijd met in mijn herinnering een groot gevoel van verbondenheid. Maar ja, dat was ook zo weer voorbij ná de oorlog. |
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een verhaal:
De hongerwinter was heftig, voor elk grammetje dat je kon kopen ging je uren in de rij staan. Brood was allemaal op de bon, er was heel weinig. Soms bakte m’n moeder een brood van de tarwe die m’n zus had meegenomen van een hongertocht. Dat deeg stond eerst eindeloos te rijzen op de kachel en daarna werd het gebakken. Het was niet te eten, maar ja, je at het wel, omdat je nu eenmaal moest eten. We aten ook eindeloos suikerbieten; die stonden de hele nacht op een elektrisch plaatje en dan had je stroop. De suikerbiet zelf was heel scherp op je tong en in je keel. We hadden ook soep van de gaarkeuken. Altijd groene soep, ik zie altijd van die groene soep voor me als ik eraan terugdenk. Maar dat at je dan toch ook.
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een verhaal:
We hadden een hond en ik weet nog dat hij altijd snuffelde aan de pannetjes van de gaarkeuken. We hadden geen ijskast, dus die pannetjes stonden buiten en daar at hij ook wel eens van. Misschien haalden we zelfs wel soep van de gaarkeuken voor de hond en aten wij ons eigen eten. Zoiets, want hij moest natuurlijk wel eten en ja, je had er alles voor over. Ik ben altijd gek geweest met beesten. Maar …. we hadden ook een konijn. M’n zus had hem gekregen en ik zorgde ervoor en toen ben ik toch met het konijn naar de slager gegaan. Ik zou dat nu niet meer kunnen, maar de honger was zo erg, dat je zoiets dan toch doet om maar wat te eten te hebben.
Gent, Leni van, geboren in 1932 vertelt een verhaal: