Zegt iets over Goede Duitsers:
“Ik denk niet dat hij gewetenswroeging heeft gehad”Zegt iets over Kamp Amersfoort & de gevangenen:
“Hij heeft als kampadministratie er anderen mee gemazzeld”Zegt iets over Kind zijn in de oorlog:
“Je deed gewoon wat de ouders zeiden”
BIOGRAFIE
Ik ben Jac. Engbrocks en ik ben in 1932 geboren. Mijn vader was de Duitser Willy Engbrocks, die als 19-jarige jongen in de crisistijd voor werk naar Nederland was gekomen. Hij heeft toen in Venlo m’n moeder ontmoet, ze zijn getrouwd en in Gemert gaan wonen. Daar ben ik toen geboren en in 1933 kwam mijn broer. Mijn moeder is een paar jaar later overleden en mijn vader is vervolgens hertrouwd met haar zus. Uit dat huwelijk zijn nog 4 kinderen geboren, dus uiteindelijk waren we met zes kinderen thuis: vijf jongens en een meisje.
Toen de Duitsers Nederland hadden bezet, werd mijn vader opgeroepen voor Duitse dienst. Hij was tenslotte Duitser. Hij heeft eerst een tijdje bij de bewaking van vliegveld Eindhoven gezeten en daarna is hij bij de SS gegaan. Hij dacht dat hij daardoor meer kans had om in Nederland te blijven i.p.v. naar het oostfront gestuurd te worden. Zo is hij in Amersfoort terecht gekomen en ging hij dienst doen bij Kamp Amersfoort. Op de ‘Schreibstube’, de kampadministratie. Maar hoe ’t precies in elkaar zat, weet ik ook niet; daar was ik eigenlijk weer te jong voor. Ik vond het in het begin wel spannend dat hij weg was en daarna werd het gewoon. Ik kreeg toen als oudste veel werkjes om thuis op de knappen.
We woonden in die tijd in Handel, een klein dorp met een hechte gemeenschap. Ik kan me niet herinneren dat we er last van hadden dat onze vader in Duitse dienst zat. We hadden wel sommige voorrechten. Iets meer kolen of zo, maar daar hebben we ook andere mensen mee geholpen. En er zal best wel eens iets gezegd zijn; ik kan me herinneren dat toen de eerste Canadezen en Amerikanen binnenkwamen er door dorpsbewoners geroepen werd ‘dat zijn Duitsers, dat zijn Duitsers’. Die soldaten keken er niet van op en verder hebben we er ook niet zoveel last van gehad, nee. Maar ik heb me toen wel een beetje teruggetrokken, ook omdat we ook de Duitse nationaliteit hebben.
Foto’s : rechtsboven Jac 1934, daaronder vader Willy 1926
Engbrocks, Jac., geboren in 1932 vertelt een verhaal:
Ik denk niet dat mijn vader gewetenswroeging heeft gehad over zijn tijd in Kamp Amersfoort. Dat denk ik haast niet, want ik denk dat hij de dingen zo goed mogelijk gedaan heeft. Maar ik denk niet dat hij daarna ooit nog echt op z’n gemak is geweest. Na enkele jaren thuis te zijn geweest, is hij naar Brazilië gegaan om te werken. Hij is ook nog in Israël geweest, dat was een soort wiedergutmachung. Hij heeft er een geweldige tijd gehad.
Engbrocks, Jac., geboren in 1932 vertelt een verhaal:
Mijn vader Willy Engbrocks zat, voor zover ik weet, op de Schreibstube van Kamp Amersfoort. Dus op de kampadministratie. Ik heb dat altijd zo begrepen dat alle namen van de mensen die gedeporteerd werden bij hem langs kwamen. Daar heeft hij wel eens moeite mee gehad. Hij heeft er wel eens anderen mee gemazzeld, zodat ze dan niet weg hoefden. Maar wat hij precies gedaan heeft, daar weet ik niets van. Daar is echt niet over gesproken. Hij heeft mij nooit wat verteld over het kamp. Hij sprak er uit zichzelf niet over en ik heb weinig gevraagd. We weten dat hij contact heeft gehad met mensen, dat hij ze goed verzorgd heeft. Dat hij menselijk was en niet snauwde naar anderen. Ik weet niet waarom we daar als kind niet naar gevraagd hebben. Ik denk omdat het gewoon was. Het ging allemaal automatisch, of je het goed vond of niet. In deze tijd zouden kinderen waarschijnlijk meer vragen. Toen deed je als kind wat je ouders zeiden.
Engbrocks, Jac., geboren in 1932 vertelt een verhaal: