Zegt iets over Kamp Amersfoort & de gevangenen:
“In het bos hoorde je de meest gillende geluiden.”Zegt iets over Kind zijn in de oorlog:
“Hij kletst de voordeur tegen je hand, zodat je hand eraf ligt.”Zegt iets over Kind zijn in de oorlog:
“Een kinderfiets voor een officier?”Zegt iets over Duitsers & Duitsland nu:
“De massa is machtig, dat is het enge”
BIOGRAFIE
Ik ben Jeanne van Dijk van ‘t Velde, in 1932 geboren als Jeanne Radermacher Schorer. We woonden in het huis De Heuvelkamp, vlak naast het concentratiekamp. Je kon ook in ‘t Kamp kijken en dat hebben mijn ouders regelmatig gedaan.
Ze hebben me de allerergste dingen bespaard, maar ik weet nog wel dat mensen die in het bos van mijn ouders voor zichzelf hout kwamen hakken aan m’n vader vroegen of die geluiden de hele dag zo door gingen. Dan hoorde je namelijk de honden achter de gevangenen aan gaan en de meest gillende geluiden. Mijn ouders waren denk ik ook wel op de hoogte van wat er gebeurde in het kamp, ze hoorden ook de executies op de Leusderhei.
Ik wist als kind heel goed waarvoor ik moest oppassen. Het zien van Duitse uniformen betekende gevaar, dat betekende macht waarvoor je moest uitkijken. Als ik ’s morgens naar school fietste, kwam ik langs de ingang van het SS-kamp en daar stonden altijd twee SS’ers op wacht. Mijn ouders vonden dat niet prettig en daarom ben ik jarenlang naar school gebracht en gehaald. Ik wist als kind dat daarachter mensen gevangen zaten.
Ik zag ook iedere dag stromen gevangenen lopen en ik wist dat we daarvoor boterhammetjes smeerden bij mevrouw Loes van Overeem, die namens het Rode Kruis hulp bood aan de gevangenen in Kamp Amersfoort. Nadat het pand in Den Haag, waar haar spullen stonden opgeslagen, was afgebrand, kwam alles wat gered kon worden bij ons in huis: zakken vol onderjurkjes, onderbroekjes, blikken met voer, enz. En zo kon de hulp blijven doorgaan.
Loes van Overeem was een vrouw met de ogen van een engel en daar kon ze heel veel mee. Ze heeft ook gevangenen helpen vluchten. Dat was natuurlijk doodeng.
Dat hebben wij ook meegemaakt in huis, naast de vele onderduikers die mijn ouders door de jaren onderdak boden.
Mijn vader had bij de gemeente Leusden een plakkaat gekocht waarop met grote letters gewaarschuwd werd voor Difteritis. Dat ding heeft vijf jaar naast de voordeur gehangen en dat was heerlijk, want de moffen waren als de dood voor besmettelijke ziekten.
(foto’s – boven: huis Doornseweg; midden :moeder Irmgard; onder: Loes van Overeem)
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een verhaal:
Ja, we woonden naast het Kamp, dat wil zeggen, dat je ook in dat Kamp kon kijken, en dat hebben mijn ouders dan ook regelmatig gedaan, en ze hebben me de allerergste dingen bespaard, maar ik weet nog wel, dat mensen die bij mijn ouders hout kwamen hakken dat iedereen stookgelegenheid moest hebben, mijn vader zei hak hier het bos maar om, en die zeiden nou meneer, gaat dat de hele dag zo door? Dan hoorde je die honden achter de gevangenen aan en dan hoorde je de meest gillende geluiden.
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een verhaal:
Als kind ben je nieuwgierig en dan wil je dat je ouders je vertellen wat er gebeurt, zeker als er nog iemand in huis komt die zich gaat verstoppen. Maar toen ik er naar vroeg, zei mijn vader ‘hou je mond, daar heb jij nu even niets mee te maken’. Ik antwoordde daarop ‘maar ik ga jullie toch nooit verraden?’ en toen reageerde mijn vader heel goed, vind ik zelf. Hij zei me: ‘nee, je zult ons niet willen verraden, maar als hier een mof binnenkomt die tegen jou zegt ‘kindje, kun jij mij eens even vertellen ….’ en jij zegt ‘nee’, dan pakt hij vervolgens je hand, neemt je mee naar de voordeur, kletst de voordeur tegen je hand zodat die eraf ligt, nou dan ga jij heus wel iets zeggen.’
Op zo’n moment krijg je een schok en dan denk je: ‘ja, dat is toch wel eng.’
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een verhaal:
Mijn vader ging op mijn kinderfiets ging eten halen bij de boeren in de Treek. Die kende hij allemaal persoonlijk, omdat hij in het gewone leven jagermeester van de Jachtvereniging was. Dat betekende ’s ochtends vroeg met de hondjes uit en ook het onderhouden van contacten met de boerderijen. Dat was heel fijn in de oorlog, want daardoor kon hij voor ons grote gezin met onderduikers nog eens wat te eten halen. Dat deed hij dus op mijn kinderfiets, want de Duitsers vorderden alle fietsen in. Hij is één keer aangehouden door een Duitser, die zijn fiets wilde hebben. Waarop mijn vader zei: Was? Ein Kinderrad für ein Officier? Dáár had die Duitser niet van terug en die heeft het toen maar gelaten. Mooi hé?
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een verhaal: