Schlömann, Els | |
Schwerzel, Anki | |
Sluis, Nelly | |
Spoel, Ali van der | |
Vetkamp, Diny | |
Vonkeman, Johan | |
Vries, Klaas de (alias) | |
Werner, Paul | |
Westerveld, Jo | |
Zierleyn, Bernd | |
Zomerplaag, Henriëtte |
Schlömann, Els, geboren in 1937 vertelt een Duitse verhalen verhaal:
Ik ben in 1952/1953 met een jeugdgroep uit Osnabrück naar Drenthe geweest. Daar was een openluchttheater dat opgeknapt moest worden; de jongens deden het graafwerk en de meisjes deeden het huishouden. Een van die avonden werden we per twee bij een Nederlandse familie uitgenodigd. We fietsten er naar toe, de mensen waren heel aardig, er was wat te knabbelen en te drinken. En daar vertelde ik over mijn broer Bernhard, die op 10 april 1945 een kogel door z’n hoofd had gekregen in Deventer. Er viel een ijzige stilte en ik voelde me meteen een nazi. Achteraf had ik natuurlijk spijt dat ik dit verteld had.
Schlömann, Els, geboren in 1937 vertelt een Duitse verhalen verhaal:
Ik wist als kind dat Augustaschacht een gevangenkamp was. In een oorlog maak je gevangenen, dat had ik thuis geleerd. De zonen van onze buren waren ook gevangengenomen. Dat gebeurde gewoon, net zoals ik in de kelder werd opgesloten als ik iets fout had gedaan. Dat was het ergste wat mijn moeder mij kon aandoen en daar werd verder niet over gesproken, dus hierover ook niet.
Schwerzel, Anki, geboren in 1928 vertelt een NSB' ers verhaal:
Wij woonden op het Thorbeckeplein en daar tegenover was de HBS en aan de andere kant stond een villa. Daar woonden NSB-ers. De familie Frima. We hebben die mensen zo verschrikkelijk gehaat, je wilde eigenlijk niet eens langs dat huis lopen. Ze hadden een zoon, Pietje. Na de bevrijding hebben mensen een pop opgehangen in de Langestraat die Pietje Frima moest verbeelden. Zo van ‘Pietje Frima hangen we op!’ Die jongen was van mijn leeftijd, misschien iets ouder en ik haatte hem. Niet omdat ik hem kende, maar omdat hij een NSB’er was. En NSB’ers heulden met de Duitsers, de moffen.
Schwerzel, Anki, geboren in 1928 vertelt een Verhalen van onze kinderen verhaal:
Sluis, Nelly, geboren in 1927 vertelt een Evacuatie 1940 verhaal:
Ons gezin mocht als eerste evacueren, omdat mijn vader bij de spoorwegen werkte. Je hoorde al overal schieten, maar op het station aangekomen, werden we weer naar huis gestuurd omdat de trein niet kwam. We hebben die nacht met de hele familie in de woonkamer op de grond gebivakkeerd. De volgende dag reed die trein wel en toen zijn we ook vertrokken. Het was de eerste keer dat ik m´n vader zag huilen. Hij moest door z´n werk bij de spoorwegen namelijk thuisblijven en hij moest m´n moeder met vier kinderen alleen laten gaan. Je weet op dat moment niet of je elkaar nog terugziet. Je had geen contact, er was geen telefoon. Maar gelukkig heeft het maar heel kort geduurd en mochten we ook weer als eersten terug naar huis.
Sluis, Nelly, geboren in 1927 vertelt een Het verzet verhaal:
Op de dag dat de spoorwegstaking uitbrak, 17 september 1944, had mijn vader een vrije dag en de volgende dag is hij ook thuis gebleven. Het treinverkeer lag nog steeds plat en mijn vader sloot zich aan bij de staking. Maar toen werd hij bang dat, als de Duitsers bij ons zouden komen kijken, ze zijn uniform zouden vinden en dus zouden weten dat hij ook staakte. Nu zou je zeggen: steek dat uniform in de fik, maar dat kwam toen niet in je hoofd op. Je moest zuinig zijn op dat uniform. Daarom heb ik aan kennissen die een straat verder woonden, gevraagd of zij dat uniform voor mijn vader wilden bewaren. Dat wilden ze wel, totdat duidelijk werd dat de staking zou voortduren en zij bang werden voor de risico’s die ze liepen met dat uniform. Daarom kwam het uniform weer terug bij ons en ik weet eigenlijk niet, wat mijn vader er toen mee gedaan heeft.
Sluis, Nelly, geboren in 1927 vertelt een Evacuatie 1940 verhaal:
De Verhoevenstraat, waar wij woonden, is een zijstraat van de Kapelweg en toen we terugkwamen na de evacuatie lag daar een dood paard. Alle deuren van de huizen stonden open, je zag overal loslopende honden, poezen, kippen en konijnen en alles was verlaten. Wij waren als eersten terug en hebben toen zoveel mogelijk van die konijnen verzameld in onze schuur. Tegen iedereen die terugkwam, zeiden we dat ze hun konijn bij ons konden ophalen, maar we hielden er toch wel wat over. Mijn vader heeft er een paar van geslacht, dat was een koningsmaaltje voor ons, want het werd natuurlijk steeds slechter en het eten ging op rantsoen.
Sluis, Nelly, geboren in 1927 vertelt een Onderduikers verhaal:
Spoel, Ali van der, geboren in 1933 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Ik wist als kind niets van Kamp Amersfoort, ik kan me ook niet herinneren dat ik gevangenen door de stad heb zien lopen. Ik kan me ook geen Duitse soldaten in de stad herinneren. Dat komt waarschijnlijk omdat we aan de rand van Hoevelaken woonden en mijn lagere school op de Kruiskamp was; dat was vlakbij huis.
Vetkamp, Diny, geboren in 1926 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Die schietpartijen, die mensen die gedood werden, dat was altijd op zondag en zondagochtend , dan op een gegeven ogenblik, dat we soms aan de koffie tegen die tijd en dan komt er een grote auto aan rijden een grote vrachtauto, nou we zeiden al o jé zeiden we al he en ja hoor dat reed voorbij en de achterkant was open was niet eens midden in de winter en de mensen stonden in pyjama en dergelijke waren zo van bed afgehaald en die ging dan zo de hei op en dan nou dan zal die onderaan zal die wel of dan, dan werd het heuvelachtig ik denk dat die daar wel gestopt is die auto dat ze verder naar boven hebben moeten lopen, en daar werden gaten gegraven en dan later kwam die auto weer terug met een stel militairen d’r in en dergelijke en toen zeiden wij o gut o gut daar gaat vanavond weer wat gebeuren hoor en ja hoor s’ avonds om een uur of zes als het stil begon te worden op de weg ja hoor dan kwam de auto aan met al die gevangenen d’r in die zo van bed af waren gehaald stonden in hun pyjama daar en of het nou warm of koud was dat deerde ze niet ze stonden allemaal in nachtgoed feitelijk stonden ze in die auto nou na tijd van, van nou van een uurtje of nou ongeveer dan kwam die auto weer leeg terug………. Mijn vader die heeft alles genoteerd als hij de volgende ochtend daar heen gegaan was en dan, hij kon dan precies zien waar of die mensen begraven waren want dat was helemaal rul, ja dat heeft ie toen allemaal genoteerd en echt goed verstopt dat niemand dat kon vinden en toen, ja na de oorlog toen is het allemaal naar boven gekomen en toen konden ze al die graven konden open maken.
Vetkamp, Diny, geboren in 1926 vertelt een Goede Duitsers verhaal:
Vetkamp, Diny, geboren in 1926 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Vonkeman, Johan, geboren in 1927 vertelt een Het begin van de oorlog verhaal:
Niet lang na de evacuatie gingen we weer terug naar Amersfoort, naar huis. Er waren fietsen weg, maar meer niet, er was niets overhoop gehaald in huis. Een week later gingen we gewoon weer naar school. De oorlog zat natuurlijk in de lucht. Er werd al vanaf juni 1939, nog vóór de Duitse inval in Polen, bij ons in de buurt met zand gereden. De liniedijk werd versterkt, er werden bunkers gebouwd en vlak bij ons huis, in de stad, werden loopgraven gemaakt. Loopgraven in het hartje van de stad …. dan weet je gewoon dat het foute boel is! Alles was gericht op het oosten, dus je wist wat er kon gebeuren. Het knetterend vuur van het luchtafweer ´s ochtends met af en toe een straaljager in de lucht, verraste ons in mei 1940 dan ook in het geheel niet.
Vonkeman, Johan, geboren in 1927 vertelt een Het verzet verhaal:
![]() Er is gelukkig niets gebeurd en wij zijn ook weer gewoon teruggekomen, maar toen ben ik wel ondergedoken. Mijn twee broers, die een heel stuk jonger waren, hebben daarna met allerlei dingen door de stad gereden. Ze brachten bijvoorbeeld met hun trekker smokkelvlees rond. Dat soort dingen hebben ze gedaan: met hun trekker door de stad, een klein beetje bagage erop en geen haan die ernaar kraaide. In mei 1945 kwam ik weer boven water en een maand later gingen we weer naar school alsof er niets gebeurd was! Alsof er niets aan de hand was… |
Vonkeman, Johan, geboren in 1927 vertelt een Jodenvervolging & misdaden verhaal:
We hadden een Joodse jongen in de klas, Jacques Kropveld. Hij woonde op de Varkensmarkt en zijn vader had een winkel in feestartikelen. Die jongen had een echt Joods uiterlijk. Hij had het slecht in de omgeving waar hij woonde, hij werd getreiterd in de buurt. Op school, in de klas waren er geen problemen. Er ontstond alleen spanning als bijvoorbeeld bij de geschiedenislessen ter sprake kwam dat Joden niet gewenst waren. Op zulke momenten reageerde hij opstandig en dan stokte het gesprek. We waren jongens van een jaar of 14, we wisten ook niet wat we ermee aan moesten.
Op een gegeven moment droeg hij een ster en vanaf dat moment moest hij apart zitten in de klas. Maar dat ging niet, daarom had hij gewoon een plaats in een bank. De Duitsers controleerden daar op dat moment ook niet op. Op een gegeven moment was hij verdwenen. Wij misten hem en niemand wist wat er met hem gebeurd was. De ene dag was hij op school, de andere dag was hun huis leeg. Pas ná de oorlog is ons duidelijk geworden dat de familie naar Westerbork is gebracht en daar vandaan doorgestuurd naar Sachsenhausen. Hij is niet terug gekomen.
Vonkeman, Johan, geboren in 1927 vertelt een Verhalen van onze kinderen verhaal:
Vries, Klaas de (alias), geboren in 1933 vertelt een NSB' ers verhaal:
Op 6 mei 1945, dus ná de bevrijding en nog net voordat mijn vader gearresteerd was, stonden er een heleboel mensen voor ons raam te zingen van ‘hier woont een landverrader en hij zal zijn gerechte straf niet ontlopen’. Ik was verbaasd daar ook de dochter van onze buurman tussen te zien staan, na wat mijn vader voor had broer had gedaan. Is dat nou dankbaarheid? Zit de wereld zó in elkaar?
Vries, Klaas de (alias), geboren in 1933 vertelt een NSB' ers verhaal:
Mijn vader had verschillende vrienden, waaronder de NSB-politie-inspecteur Breugem, die in de oorlog werd benoemd tot commissaris van politie in Amersfoort. Mijn vader ging in november 1944 bij hem en z’n familie op bezoek en maakte zo mee dat er tijdens het avondeten werd aangebeld. Er kwamen drie Duitsers de kamer in, die iets wilden weten. Breugem, die bang was dat het een actie van de ondergrondse was, vroeg de mannen zich te legitimeren. In de verwarring die daarover ontstond, trokken de soldaten hun revolver. Breugem dacht toen helemaal dat het een aanslag was en hij wierp zich op één van de soldaten, waarop een tweede hem ter plekke dood schoot. Zo, in het bijzijn van z’n vrouw, z’n dochters en mijn vader. Dat gaf nogal wat consternatie.
Vries, Klaas de (alias), geboren in 1933 vertelt een NSB' ers verhaal:
Werner, Paul, geboren in 1930 vertelt een Het begin van de oorlog verhaal:
In de eerste meidagen van 1940 durfde m’n vader niet naar de zaak door al die loopgraven voor ons huis. Hij was bang en liep maar te huilen. Daarom gingen we logeren bij kennissen, klanten van m’n vader, Restaurant Hoefnagels. Daar kwamen ’s nachts de soldaten van het front, op de terugtocht. Ik herinner me het geluid van paardenhoeven. De gewonden lagen op de trappen en op het biljart, het ziekenhuis was vol, en ik zag mensen vol met bloed. Dat vond ik wel griezelig, vooral ook omdat ik over die lui heen moest stappen, als ik ’s nachts moest plassen. Dat heeft een paar dagen geduurd en toen zijn we naar het station gegaan voor de evacuatie.
Werner, Paul, geboren in 1930 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
M’n vader heeft zo’n anderhalve maand gevangen gezeten in de dodencel van Kamp Amersfoort. En wij wisten van niets, we hadden geen idee waar hij was. Totdat hij dus weer bij ons op de stoep stond. Hij was gearresteerd omdat hij een feest had gehad op de manege in de Treek in Leusden en hij met z’n dronken hoofd na spertijd langs het Kamp naar huis fietste. Hij werd natuurlijk direct aangeschreeuwd door zo’n schildwacht, maar in plaats van af te stappen is hij doorgefietst. Daarop is hij gearresteerd en in de dodencel gestopt; ze dachten vast en zeker een vette vis gevangen te hebben. Hij is daarna een aantal keer verhoord door Kotälla. Dat was een ontzettende klootzak, die alleen maar kon schreeuwen, maar toen Kotälla een keer wat rustiger was, vroeg m’n vader hem of de Ortskommandant eigenlijk wist dat hij in de dodencel zat. ‘De Ortskommandant?’, vroeg Kotälla, ‘kent u die dan?’, waarop m’n vader antwoordde ‘Ja, die komt wel bij mij op de zaak en het zou voor jou wel eens verkeerd kunnen uitpakken als hij hoort dat ik hier zit! Bel hem maar op.’ Kotälla belde toen in bijzijn van mijn vader naar de Ortskommandant: ‘Herr Werner. Wass? Sofort frei lassen!’ Mijn vader werd vervolgens onder de douche gezet en ontluisd, hij kreeg lekker te eten en na een paar dagen bijkomen, hebben ze hem ‘s nachts thuisgebracht. Ik werd wakker omdat hij steentjes tegen m’n raam gooide en toen dacht ik echt dat ik een geestverschijning zag. Hij heeft er wel een tik van gehad, hoor, maar wat wil je ook als je wordt opgesloten in de dodencel en al het geschreeuw en dat schieten om je heen hoort.
Werner, Paul, geboren in 1930 vertelt een Er waren ook leuke momenten verhaal:
Westerveld, Jo, geboren in 1922 vertelt een Het verzet verhaal:
En toen gebeurde het dat de koster van de Keizersgracht kerk, en de predikant van de Keizersgracht kerk, die vlakbij onze kerk lag, voor de kerk werden doodgeschoten. Dus dat moet ook verraderswerk geweest zijn. Wij wisten toen helemaal niet hoor dat daar vandaan ook verzetswerk gedaan werd.Nou, en dan krijg je een soort paniekreactie. Er moest direct van alles weg bij ons. Alleen mijn vader en ik mochten thuis blijven, of dat moest zelfs, want je mag de kerk niet alleen laten. En toen ben ik bang geweest, ik ben toch echt wel even bang geweest die nacht hoor, ik dacht: ‘o, jeetje, wat komt eruit voort, zijn er nog meer, en wie gaat er praten?’
Westerveld, Jo, geboren in 1922 vertelt een Jodenvervolging & misdaden verhaal:
Van tijd tot tijd waren er verhoren. En van Rijn is dus eerst verhoord, dat moet wel, want anders had Wim dat nooit gezien. Dus na ’t verhoor van van Rijn, was Wim aan de beurt. Maar die is niet gemarteld. Ja, wel een schop of weet ik wat, maar verder niet. Maar van Rijn was echt een levend lijk, eh, die kon niet meer. Hij kon alleen nog maar kruipen over de grond, en dat is ook z’n dood geweest natuurlijk hé. Maar dat is heel, heel erg geweest.
Westerveld, Jo, geboren in 1922 vertelt een Onderduikers verhaal:
Zierleyn, Bernd, geboren in 1940 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
![]() |
Zomerplaag, Henriëtte, geboren in 1931 vertelt een Jodenvervolging & misdaden verhaal:
Ik was 11 jaar toen we op werden opgehaald. Ik zal dat van m’n leven niet vergeten. We lagen al op bed, we lagen al te slapen en toen werd ik wakker gemaakt. Ik zag een Duitser in de slaapkamer staan met een geweer in de aanslag. Ik moest opstaan, aankleden en toen moesten we weg. We zijn in vrachtwagens naar de schouwburg gebracht. Ik ben gaan bibberen toen ze me wakker maakten en ik heb drie dagen gebibberd.
Zomerplaag, Henriëtte, geboren in 1931 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal: