Mellink, George | |
Mensink, Ida | |
Monkhorst, Diederik | |
Monkhorst, Gerard | |
Moojen, Tos | |
Mulder, Koen | |
Nijenhuis, Anton | |
Raddatz, Mathilde | |
Radermacher Schorer, Jeanne | |
Reems, Hein |
Mellink, George, geboren in 1929 vertelt een Hongersnood en hongertochten verhaal:
Ik moest brood halen bij de bakker op de Soesterweg. Die grensde aan het spoorwegemplacement. Om er te komen, moest ik de overweg over en dan zo bij het Soesterkwartier naar het emplacement. Ik heb twee keer meegemaakt, dat het emplacement op dat moment beschoten werd, gebombardeerd. Duikbommenwerpers hupsakee. En alle mensen die in de rij stonden om brood te halen, die vluchtten her en der en ik weet nog dat ik achter een boom ben gaan liggen. Een grote boom, die net voor de winkel stond. Zodra het voorbij was, ging je weer in de rij staan. Zo beleefde je de oorlog. Dat was een gegeven. Daarna ging je als een gek weer naar huis toe, want even later kon je weer gebombardeerd worden. En er werd heel vaak misgegooid. Zo zijn er heel veel huizen in het Soesterkwartier platgegooid, gewoon omdat de bommen mis werden gegooid.
Mellink, George, geboren in 1929 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Mensink, Ida, geboren in 1931 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Mijn zusje en ik sliepen op het laatst bij onze ouders op de kamer, want als er iets zou gebeuren, dan konden we met z’n allen tegelijk vluchten. Er was in het laatste oorlogsjaar geen gas meer en ook geen elektriciteit en daardoor gingen we meestal al vroeg naar bed. Ik herinner me zo nog een keer dat ik schoten hoorde uit ‘t Kamp. Mijn ouders sliepen ook nog niet en ik hoorde m’n moeder tegen m’n vader zeggen: ‘Jan, Jan hoor eens, ze schieten, ze zullen ze toch niet doodschieten daar in dat Kamp?’ Mijn vader antwoordde toen: ‘nee, het zijn karabijnen, nee dat doen ze niet, dat doen ze niet.’
Maar de volgende ochtend hoorden we dat ze toch wel mensen geëxecuteerd hadden in ‘t Kamp. Dat deden de Duitsers vaak ’s nachts en ja, dat is wel vreselijk hoor.
Mensink, Ida, geboren in 1931 vertelt een Het verzet verhaal:
Monkhorst, Diederik, geboren in 1928 vertelt een Het verzet verhaal:
Omdat vader bij de politie was, werd hij soms betrokken bij arrestaties door de Duitsers. Daar ontkwam hij niet aan. We weten in ieder geval van één keer zeker, dat hij iemand gewaarschuwd heeft voor zijn arrestatie. Hij heeft toen, terwijl de ramen van het politiebureau wijd open stonden en hij wist dat er iemand buiten was die die andere man kon waarschuwen, luid en duidelijk tegen bepaalde agenten gezegd: ‘houd er rekening mee dat jullie vannacht naar die en die straat moeten om meneer X te arresteren.’ Degene die het moest horen, is inderdaad naar dat adres gegaan om die persoon te waarschuwen. Maar er waren ook anderen buiten die mijn vader gehoord hadden en die zijn direct naar de commissaris en de Duitse Ortskommandant gegaan om hem te verraden.
Onze vader moest toen voor een soort Duitse rechtbank verschijnen omdat hij z’n plicht niet zou hebben gedaan. Hij is er gelukkig voor vrijgesproken, maar dat was wel even kielekiele.
Monkhorst, Gerard, geboren in 1933 vertelt een NSB' ers verhaal:
Het korps van politie had destijds een NSB –er als commissaris en er waren verschillende inspecteurs die veel sympathie koesterden voor de Duitsers. Daar had mijn vader best moeite mee. Hij stond wat dat betreft goed bekend bij de binnenlandse strijdkrachten of ondergrondse, maar door de hogere korpsleiding werd hij daarom wel in de gaten gehouden.
Monkhorst, Gerard, geboren in 1933 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Monkhorst, Gerard, geboren in 1933 vertelt een verhaal:
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Als kind heb je een heel andere beleving van de oorlog. Er gebeurt wat er gebeurt, ik wond me er niet over op. We hadden kennissen die met hun achtertuin tegen het kamp woonden en we gingen gewoon bij haar op bezoek. Dat hinderde niks, je keek ook niet op als je hoorde schieten daar. Ja natuurlijk werd daar geschoten, dat hoorde je bij ons thuis ook. Kinderen zijn wat dat betreft heel kneedbaar. En als er dan zo’n kamp is, ja, dan is er zo’n kamp.
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Er vluchtte wel eens iemand uit het kamp en ik heb zo wel eens een gevangene dood zien liggen op de Sophialaan. Die hadden de Duitsers daar te pakken gekregen. Als er iemand vluchtte, gingen ze daar met honden achter aan en dan was het eigenlijk altijd hetzelfde verhaal. ‘Laufen’, riepen ze dan naar zo’n ontvluchte gevangene, ‘schneller’. En zodra hij er de pas in had, was het poef … schieten en dan was de gevangene op de vlucht ‘erschossen’ .
Moojen, Tos, geboren in 1926 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Mulder, Koen, geboren in 1927 vertelt een Mooie uitspraken van onze kinderen verhaal:
Ja, we mogen nooit vergeten wat er gebeurd is en dat het zó weer kan gebeuren. Daarom is herdenken heel belangrijk. Let op, let goed op, wees altijd attent dat je niet ingepakt wordt door allerlei mooipraters en andere slimme politici. Vorm altijd een zelfstandig oordeel.
Mulder, Koen, geboren in 1927 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Waarom ik eigenlijk in de gevangenis zat dat was gewoon omdat ik tot dat gezin behoorde. Het had niet een bepaalde reden. En het is natuurlijk heel vreemd hé, je wordt plotseling opgesloten in een cel met drie vreemde mensen. Ja, ik heb het maar allemaal ondergaan. Vreemd genoeg was ik niet bang. Je bent eigenlijk plat geslagen, alle gevoelens verdwijnen, dat geldt misschien niet voor iedereen, maar voor mij althans wel.
Mulder, Koen, geboren in 1927 vertelt een Het verzet verhaal:
Nijenhuis, Anton, geboren in 1931 vertelt een Verhalen van onze kinderen verhaal:
Ik had een transportfiets, die was van ons thuis, en een keer in de winter van ’44- ’45 moest ik spullen halen voor de winkel en toen werd die fiets door een Duitser gevorderd. En daar was ik zo boos over, zo teleurgesteld. Dat dát maar zo kon gebeuren, dat je je fiets in moest leveren, terwijl ik daar spullen op moest halen. En weg was de fiets.
Nijenhuis, Anton, geboren in 1931 vertelt een Het verzet verhaal:
Raddatz, Mathilde, geboren in 1933 vertelt een Duitse verhalen verhaal:
Er werd nooit over gesproken hoe vreselijk de oorlog was. Dat werd voor het eerst pas echt duidelijk met de Wehrmachtsausstelling (red: de baanbrekende tentoonstelling uit de jaren ’90 met door soldaten in de Tweede Wereldoorlog gemaakte foto’s). Er werd altijd gezegd: we zijn één volk, één wereld, we moeten ons land uitbreiden, we moeten overwinnen. Pensioenen waren opgebouwd, de werklozen waren van de straat, er moest ruimte komen om ons te ontwikkelen en te groeien. Zo werd er altijd gesproken. Wat het betekende voor de mensen die in een oorlog meegesleurd werden, daar had niemand het over.
Raddatz, Mathilde, geboren in 1933 vertelt een Duitse verhalen verhaal:
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal:
Ja, we woonden naast het Kamp, dat wil zeggen, dat je ook in dat Kamp kon kijken, en dat hebben mijn ouders dan ook regelmatig gedaan, en ze hebben me de allerergste dingen bespaard, maar ik weet nog wel, dat mensen die bij mijn ouders hout kwamen hakken dat iedereen stookgelegenheid moest hebben, mijn vader zei hak hier het bos maar om, en die zeiden nou meneer, gaat dat de hele dag zo door? Dan hoorde je die honden achter de gevangenen aan en dan hoorde je de meest gillende geluiden.
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Als kind ben je nieuwgierig en dan wil je dat je ouders je vertellen wat er gebeurt, zeker als er nog iemand in huis komt die zich gaat verstoppen. Maar toen ik er naar vroeg, zei mijn vader ‘hou je mond, daar heb jij nu even niets mee te maken’. Ik antwoordde daarop ‘maar ik ga jullie toch nooit verraden?’ en toen reageerde mijn vader heel goed, vind ik zelf. Hij zei me: ‘nee, je zult ons niet willen verraden, maar als hier een mof binnenkomt die tegen jou zegt ‘kindje, kun jij mij eens even vertellen ….’ en jij zegt ‘nee’, dan pakt hij vervolgens je hand, neemt je mee naar de voordeur, kletst de voordeur tegen je hand zodat die eraf ligt, nou dan ga jij heus wel iets zeggen.’
Op zo’n moment krijg je een schok en dan denk je: ‘ja, dat is toch wel eng.’
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een Kind zijn in de oorlog verhaal:
Mijn vader ging op mijn kinderfiets ging eten halen bij de boeren in de Treek. Die kende hij allemaal persoonlijk, omdat hij in het gewone leven jagermeester van de Jachtvereniging was. Dat betekende ’s ochtends vroeg met de hondjes uit en ook het onderhouden van contacten met de boerderijen. Dat was heel fijn in de oorlog, want daardoor kon hij voor ons grote gezin met onderduikers nog eens wat te eten halen. Dat deed hij dus op mijn kinderfiets, want de Duitsers vorderden alle fietsen in. Hij is één keer aangehouden door een Duitser, die zijn fiets wilde hebben. Waarop mijn vader zei: Was? Ein Kinderrad für ein Officier? Dáár had die Duitser niet van terug en die heeft het toen maar gelaten. Mooi hé?
Radermacher Schorer, Jeanne, geboren in 1932 vertelt een Duitsers & Duitsland nu verhaal:
Reems, Hein, geboren in 1923 vertelt een Het verzet verhaal:
Ik woonde aan de Kapelweg en mijn schuilnaam was Capelle, met een C. Mijn verzetswerk bestond voor een deel uit het vervalsen van persoonsbewijzen en daarvoor moesten we adressen hebben. Valse adressen. Het makkelijkste voor mij was dat de Kapelweg vroeger Appelweg heette en dat de huisnummers niet waren veranderd bij die straatnaamwijziging. Daardoor ontbraken de lagere nummers van de Kapelweg en omdat die dus niet bestonden, konden we juist die nummers gebruiken voor de valse persoonsbewijzen. Als er dan huiszoeking gedaan zou worden door de Duitsers, dan konden ze in elk geval geen huiszoeking doen bij een gezin waarbij toevallig ook iets aan de hand was.
Reems, Hein, geboren in 1923 vertelt een NSB' ers verhaal:
Reems, Hein, geboren in 1923 vertelt een Kamp Amersfoort & de gevangenen verhaal: